
Soorten
De koffieplant behoort tot het geslacht van de Coffea en kent ruim 60 verschillende soorten. Voor de koffiecultuur zijn er maar twee belangrijk: de Coffea Arabica en de Coffea Robusta. De meeste soorten (33) komen voor in Afrika en vinden hun oorsprong met name in Ethiopië. Op Madagaskar komen veertien soorten voor, in tropisch Zuidoost-Azië en op het eiland Mauritius drie soorten. Men noemt deze gebieden rond de evenaar ook wel de koffiegordel. De koffieplanten groeien op een hoogte van ruim 1.700 meter of meer, waar de omstandigheden om koffie te verbouwen het beste is. Belangrijke factoren zijn temperatuur, hoogteligging, vochtigheidsgraad van de lucht en niet te vergeten het aantal zonuren.
Arabica
Van oorsprong komt Arabica-koffie uit het Ethiopisch Massief. Van daaruit werd de soort naar de Arabische landen verspreid. Wereldwijd groeien er circa 9 miljard Arabica struiken. De plant gedijt in landen met een warm en vochtig klimaat, vooral in Midden- en Zuid Amerika. De ongebrande Arabica bonen zijn rond maar lopen vaak spits toe. De kleur van de bonen loopt uiteen van geelachtig tot groen- of blauwgrijs. De Arabica boon heeft een milde smaak, een fijne geur en is wat minder krachtig dan de Robusta boon.


Robusta
Robusta-koffie komt van oorsprong uit het middelgebergte van Afrika rondom de evenaar, tussen 10° Noorder- en Zuiderbreedte, van de Westkust tot Oeganda. De Robusta wordt in gebieden geteeld, waar de Arabica – die wat teerder is – minder goed gedijd; vooral in Afrika en Azië. De nog ongebrande Robusta-bonen zijn kleiner, ronder en iets zwaarder dan de ongebrande Arabica-bonen. De bonen hebben over het algemeen een bruingroene kleur. De Robusta boon is iets krachtiger en harder van smaak dan de Arabica boon. Verder heeft de Robusta koffie als voordeel dat de opbrengsten van de plantages hoger zijn dan van de plantages met Arabica planten. Daarnaast is de Robusta plant beter bestand tegen schadelijke invloeden van buitenaf. Wereldwijd zijn er in totaal ongeveer 3 miljard Robusta struiken.